Periodisering, verantwoording gekozen werkschema’s

Bij het beschrijven en ordenen van geschiedenis is het onderscheiden van perioden een belangrijk hulpmiddel. Die ordening kan chronologisch, thematisch of een combinatie van beide aspecten zijn. Begin en einde van een periode worden vaak aangegeven met grote gebeurtenissen die breekpunten vormen. Om periodes te onderscheiden wordt gekeken naar wat een periode uniek maakt in vergelijking met de aansluitende periode.

Momenten en perioden worden dus gekozen. Keuzes hangen af van invalshoeken en onderwerpen. Periodisering verschilt per geschiedschrijver. Voor verschillende onderwerpen kunnen ook verschillende periodiseringen naast elkaar onderscheiden worden.

Want ontwikkeling in het ene maatschappelijk veld kan nu eenmaal verschillen van de ontwikkelingen op andere terreinen. Zo wordt bijvoorbeeld het einde van de Tweede Wereldoorlog voor veel maatschappelijke terreinen als zo’n breekpunt gezien. Dat was het zeker voor de internationale politieke verhoudingen en de economische ontwikkeling. Maar veel minder voor de sociaal-culturele en politieke ontwikkelingen in Nederland. Daar spreek ik liever van continuering van de vooroorlogse situatie en kwamen de veranderingen pas later.

Een mogelijk bezwaar tegen het kiezen van breekpunten is dat de scheiding te scherp wordt, maatschappelijke ontwikkelingen bestaan tenslotte uit zich voortzettende processen.

Zo wordt voor de geschiedenis van de medezeggenschap vaak belangrijke wetgeving als breekpunt gezien. Maar met wetten houden ontwikkelingen en discussies niet op. Eigenlijk is wetgeving een vrij willekeurig moment in maatschappelijke ontwikkelingen. Het geeft overigens wel aan hoe gejuridiseerd de dominante kijk op medezeggenschap is. Hoewel ik me tegen die juridische blik verzet, is mijn eerste neiging ook om op die wetgevende operaties te periodiseren.

De werkelijke ontwikkelingen in het maatschappelijk belang van de medezeggenschap hangen echter samen met wat er op meer maatschappelijke niveaus gebeurt. Op elk maatschappelijk niveau doen zich golfbewegingen voor, die elkaar soms versterken en soms afremmen. Pas wanneer zulke processen elkaar versterken doen zich belangrijke overgangsmomenten voor.

Een periodisering wekt ook de indruk van een lineair en chronologisch voortschrijdend proces. Ontwikkelingen gaan echter schoksgewijs. Er zijn periodes die zich kenmerken door grotere aandacht voor en meer strijd en discussie over medezeggenschap. Daartussen treden intervalperiodes op waarin zich weinig opzienbarends afspeelt. Of meer beeldend gezegd, de geschiedenis is niet een doorgaande regelmatige stroom, maar kent golven, onderstromen, stroomversnellingen, watervallen en natte, droge, zelfs bevroren situaties.

Dus voorlopig kies ik voor die overgangsperiodes als ordenend principe.

Naast perioden werkt geschiedschrijving ook met tijdvakken. In het onderwijs worden tien tijdvakken gebruikt als hulpmiddel om de geschiedenis te begrijpen. De oudste geschiedenis, tot 1500, bestaat uit langere tijdvakken van meer eeuwen. Vervolgens komen er tot 1900 steeds tijdvakken van een eeuw. En daarna twee kortere tijdvakken.

In het onderwijs worden tijdvakken uitgewerkt naar ontwikkelingen op vier maatschappelijke velden: economische en sociale ontwikkelingen, culturele en mentale ontwikkelingen, politieke ontwikkelingen en internationale ontwikkelingen. Ter illustratie hieronder de beschrijving van de drie tijdvakken waarbinnen medezeggenschap zich ontwikkelt.

Periodisering Medezeggenschap

Om aan de slag te kunnen gaan kies ik voor een voorlopige periodisering in combinatie met tijdvakken van steeds tien jaren, decennia. Een vrij willekeurige keuze, vooral op basis van praktische overwegingen. Dat leidt tot het volgende voorlopige werkschema.

Er ligt voor mij wel een praktische uitdaging in. De geschiedenis tot de jaren tachtig heb ik vaak bestudeerd en er over geschreven, dus die ken ik vrij goed. Daarna maakte ik de ontwikkelingen mee en heb ze ook wel van commentaar voorzien, maar niet echt onderzocht. Het laatste decennium kregen de ontwikkelingen in de medezeggenschap van mij minder aandacht. Ook daarin ligt een reden om van een werkschema te spreken. 

Op mijn site heb ik op meer plekken bekend, dat ik lang het plan koesterde om hét boek over de geschiedenis van de Nederlandse medezeggenschap te schrijven. Niet alleen als een nogal feitelijke geschiedschrijving, maar ook als case studie hoe ontwikkelingen op meer maatschappelijke terreinen elkaar beïnvloeden. Dat zou echter hoog gegrepen zijn omdat ik, ben tenslotte een politieke wetenschapper, dan een theoretisch model zou moeten ontwikkelen. In plaats daarvan kies ik voor een proefondervindelijk zoekproces.

Waarbij het startpunt wel ligt in het analytische kader zoals dat door marxisten, en zelfs een beetje door de geschiedenisleraren, wordt gebruikt. De hoofdindeling is dan in drie niveaus. De economische verhoudingen als basis (‘onderbouw’), de politieke verhoudingen als intermediair tussenniveau en de ideologische, religieuze, culturele en mentale ontwikkelingen als bovenbouw. De medezeggenschap plaats ik in dat schema tussen het politieke en het economische veld.  Binnen de economische verhoudingen onderscheid ik nog de sociaaleconomische verhoudingen. Binnen alle niveaus onderscheid ik sub niveaus. Er mee werkend heb ik internationale ontwikkelingen en wat sub niveaus toegevoegd. Dan ziet het er zo uit.

Opnieuw, een werkschema, een eerste poging om mijn gedachten te ordenen. Meer niet.

Visueel stel ik het me voor als een grote muur, waarbij de kolommen de tijdvakken zijn en de velden de rijen, waarop ik post-it-stickers ga plakken als ik iets tegenkom. Wezenlijk is wel dat ik de medezeggenschap niet vanuit zichzelf beschouw, maar als resultaat van ontwikkelingen op al die velden. En daarbinnen kent de medezeggenschap ook zijn eigen ontwikkelingen. Ik ben benieuwd.

 

Den Haag, januari 2024.

Andere berichten

Meezeggenschap

Last, Jef (1929). Meezeggenschap. In Roland Holst, Henr. (Red.). Tijdsignalen:
bloemlezing uit moderne revolutionaire poëzie van Jan W. Jacobs, Jef Last, Freek van Leeuwen, Garmt Stuiveling. Amsterdam: “Ontwikkeling”, 65 – 66.