Korte levensloop

Op 1 juli 1947 geboren en nog steeds een getogen Hagenaar. 

Opgegroeid binnen de Sociaal-Democratische zuil. Beide ouders waren, net zoals hun ouders, lid van SDAP/PvdA en van de VARA. Wij lazen Het Vrije Volk en de boekenseries van de Arbeiderspers. We waren verzekerd bij De Centrale, lid van Ziekenfonds De Volharding en gingen naar de apotheek en het klasseloze ziekenhuis die er deel van uit maakten, en deden onze boodschappen bij de Volharding bakker en slager. Vader was lid van de NVV-bond Mercurius en voorzitter van de Socialistische Harmonie ‘Voorwaarts’, moeder zong in de Stem des Volks. Als kind was ik lid van de wandelvereniging Steeds Hoger Op en de Geheelonthouders Korfbalvereniging Ons Eibernest.

Principieel agnostisch, ‘humanistisch’ en anti-militair opgevoed.

In 1959 werd ik na een ongeval (beenbreuk) door de complicaties van een opgelopen infectie heel ernstig ziek. Daardoor ben ik sindsdien minder-valide.

Een jaar later overleed vader aan de gevolgen van een verkeersongeval.

Beide gebeurtenissen droegen bij aan een weinig succesvolle carrière op de HBS, ondanks herhaalde pogingen. Ook dankzij een vorm van leesblindheid of dyslexie die toen, en ook later, nooit echt gediagnostiseerd is. Uiteindelijk de middelbare school afgebroken, ook omdat ondertussen het vrije leven van een linkse anti-autoritaire jeugdbeweging te aantrekkelijk was. Kind van de jaren zestig dus.

Middels ongeregelde baantjes in levensonderhoud voorzien en in 1968 actief geworden als assistent-coördinator open jongerencentrum Eksperimentele Maatschappij, een breed opgezet project in eigen beheer.

Ongeorganiseerd

In januari 1970 getrouwd, er was een zoon onderweg die in mei 1970 werd geboren. Daardoor “gedwongen” een aantal maanden ambtenaar geweest bij de Dienst Rijksstudietoelagen. Onderwijl actief als vrijwilliger bij de alternatieve hulpverleningsorganisatie Sosjale Joenit E.M. Op 1 november fulltime in dienst getreden als administrateur. Van daaruit als bestuurslid betrokken bij het alternatieve uitzendbureau de S.W.E.M. en bij de oprichting van het Paart van Troje.

In de jaren 72-73 tot het besef gekomen dat buitenparlementaire veranderingen doorgetrokken moesten worden binnen bestaande organisaties en lid geworden van de vakbond ABVA en dubbel-lid van de PPR. (Politieke Partij Radikalen) en PvdA.

Het lidmaatschap van de PPR speelde een rol in de zoveelste ideologische discussie binnen de Sosjale Joenit, waarbinnen steeds meer medewerkers ‘marxistische’ sympathieën hadden. In 1974 leidde dat tot het vertrek samen met twee ‘bondgenoten’.

Studie en PPR

In datzelfde jaar strandde mijn huwelijk en nam ik de verzorging van zoon Daatje op mij.

Eind van dat jaar ging ik gemeenschappelijk wonen met drie andere volwassenen in een soort ‘commune’, waarin we veel samen deden maar niet alles deelden. Doordat één van de huisgenoten een relatie kreeg met een moeder met twee kinderen, verhuisden we in 1975 naar een grotere woning. En kreeg ik vanaf 1976 een nieuwe relatie met Sophie.

In 1986 zat er zoveel sleet op onderlinge relaties dat de groep zich opsplitste en wij, voor ons zelf, ons huidige huis kochten.

In 1974 was ik gekozen als lid van het landelijke partijbestuur van de PPR, een jaar later werd ik ook secretaris organisatie en vicevoorzitter.

En in 1975 startte ik mijn opleiding tot politicoloog aan de Amsterdamse Universiteit op basis van een toegekend Colloquium Doctum.

Na de voor de PRR teleurstellende uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen brak het Partijbestuur in twee delen en kwam er een einde aan mijn bestuursperiode.

De jaren daarna bleef ik wel actief in allerlei functies binnen de PPR.

Omdat een studiebeurs onvoldoende was, moest ik er wel bijverdienen. Dat deed ik onder andere als stafmedewerker op een Technisch Adviesbureau en als freelance journalist voor een blad in de Welzijnssector.

In mijn studie kwam het accent steeds meer te liggen op de ontwikkeling van medezeggenschap en andere vormen van participatie door werknemers. Zo werkte ik mee aan een boek over de geschiedenis van de ABVA, waarvoor ik onderzoek deed naar de ontwikkeling van de medezeggenschap in de overheids- en not-for-profit-sector. Dat leidde tot de uitnodiging een artikel te schijven over de ambtelijke medezeggenschap voor een themanummer van een gerenommeerd tijdschrift voor organisatiekunde en personeelsbeleid.

Binnen de PPR bleef ik een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de stroming die de samenwerking met PSP en CPN bepleitte. Ondanks dat werd ik in 1982 (met de kleinst mogelijke meerderheid) voor een tweede maal gekozen als vicevoorzitter. Dat was een mooie periode waaraan ik ook echte goede vrienden heb overgehouden. Maar vanwege de beroepsmatige activiteiten zag ik af van een volgende bestuursperiode. 

ATIM en politiek

Ondertussen had ik, via de echtgenoot van een medebestuurslid, een baan gekregen bij eigenzinnig en zelfstandig Adviesburo ATIM op het gebied van medezeggenschap. Mijn artikel hielp daarbij en ik kreeg de opdracht de overheidsmarkt te gaan ontwikkelen. Dat lukte behoorlijk goed.

Na een ‘grondige’ studie verdiende ik in 1986 mijn bul. Afgestudeerd binnen de filosofische-historische specialisering. Formeel vermeld als ‘Politicologie in het bijzonder politieke theorie en moderne staat’. In mijn eindscriptie onderzocht ik de historische ontwikkeling van de medezeggenschapideologie van de Nederlandse Sociaal-Democratie.

In ATIM werd ik de coördinator van de overheidsactiviteiten. Toen een crisisperiode leidde tot het vertrek van de directeur-oprichter, werd ik geroepen, samen met mijn collega-coördinator voor activiteiten binnen de private sector, als directie de zaak te redden. Die collega koos na een korte periode voor een andere carrière, waardoor ik alleen aan het roer kwam te staan.

Binnen de overheid werd op grote schaal geprivatiseerd. Dat leverde veel opdrachten op om de medezeggenschap daarbij te ondersteunen. Vast aandachtspunt in de advisering de eis te stellen dat de ondernemingsraad het recht kreeg een voordracht te doen voor een zogenaamd ‘vertrouwens’-lid in de Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht. Onverwacht vroeg zo een ondernemingsraad mij in 1993 op hun voordracht lid te worden van de Raad van Commissarissen van de NV Afvalzorg, vanuit de Provincie Noord-Holland geprivatiseerd. Dat herhaalde zich, maar nu minder verrassend, twee maal; bij de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak en bij Circulus BV, Stadsreiniging en afvalstromenbeheer voor de gemeenten Apeldoorn en Deventer. Genoeg redenen om een opleiding voor commissarissen aan Neyenrode te volgen.

Politiek werd ik ook weer actiever. Ik was voor de PRR de onderhandelaar in de totstandkoming in 1984 van LinksDenHaag een voorloper van GroenLinks. Later, in 1988, werd ik zelfs fractievoorzitter van GroenLinks in het Algemeen Bestuur van het Gewest Haaglanden.

In de jaren negentig werd ik bovendien actief in het internationale werk van GroenLinks. Onder de vlag van de aan GroenLinks verbonden Stichting voor Duurzame Solidariteit heb ik na de val van de muur een fiks aantal projecten uitgevoerd in de EU-kandidaat-landen in Midden- en Oost-Europa (Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Macedonië, Slowakije, Servië, Tsjechië) en Turkije. Naast het verzorgen van trainingen en cursussen aan leden van Groene en Progressieve partijen en bewegingen was ik ook betrokken bij zogenaamde factfinding-missies.

In 2002 kwam er een eind aan mijn politieke activiteiten binnen GroenLinks. Ik speelde een rol in een intern conflict over de participatie van ‘allochtone leden’ binnen de Haagse afdeling. Dat leidde zelfs tot de oprichting van een lokale partij die deelnam aan de raadsverkiezingen. Als lijsttrekker daarvan miste ik – achteraf gelukkig – met een paar honderd stemmen de verkiezing tot gemeenteraadslid. Daarbij kwam dat ik mij niet meer thuis voelde bij, wat ik noemde, de overheersing door de ‘Amsterdamse Grachtengordel’. Reden om de partij en politieke activiteiten achter mij te laten. Ik troostte mij al langer met de gedachte dat ik in mijn andere rollen een grotere bijdrage kon leveren aan maatschappijverbetering dan in het eindeloze politieke gekrakeel.

Binnen ATIM waren de zaken ondertussen op orde, er was een gezonde financiële en organisatorische basis gelegd. Tijd voor een strategische heroriëntatie. Mijn voorkeursrichting kwam niet overeen met de opvattingen van de grootste groep medewerkers.

Zelfstandig

De energie voor een nieuwe periode ontbrak. Bovendien werd het ook moeilijk te combineren met al die andere activiteiten. En miste ik heel erg de mogelijkheid om te onderzoeken en te schrijven. Dus kwamen we tot afspraken over een vertrek en begon ik, op 1 maart 1998, mijn eigen Adviespraktijk Achter de duinen.

Dat gaf weer meer vrijheid om nieuwe functies te accepteren die via allerlei netwerken op mijn pad kwamen. Zo werd ik intern toezichthouder bij Hivos, de Humanistische Organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking, Mitros, een grote woningcorporatie in Utrecht, het Nederlands Openluchtmuseum, Kunstgebouw, provinciale stichting voor kunsteducatie in Zuid-Holland, Diergaarde Blijdorp en Twente Milieu, de afvalinzamelaar van zes Twentse gemeenten.

Het eerste decennium van deze eeuw was een vruchtbare ‘schrijf’-periode, vaak samen met andere auteurs. Een goede, misschien wel de beste, manier, om me in mijn eigen vak te blijven verdiepen.

In het zakelijke activiteiten verschoven mijn opdrachten steeds meer van cursussen en kortere adviestrajecten, in verschillende rollen, naar het begeleiden van langdurige fusie- en andere veranderingsprocessen in de overheids- en non-profitsector.

In een natuurlijk proces ging ik in de richting van het – voor kortere periodes – vervullen van de functie van directeur-bestuurder. Drie maal in organisaties waar ik al lid was van de Raad van Commissarissen of van Toezicht. In 2008 trad ik, in een acute noodsituatie, toe tot de directie van Twente Milieu.

Binnen het Openluchtmuseum werd ik in oktober 2011, op verzoek van de directie, door de Raad van Toezicht benoemd als procesbegeleider ter ondersteuning van de directie om tijdig een goede subsidieaanvraag voor de komende periode af te ronden. Per 1 juni 2012 werd ik benoemd tot voorzitter van de directie met als opdracht het Openluchtmuseum toekomstbestendig en geschikt voor een eenhoofdig bestuur te maken. Vanaf 1 januari 2014 tot 1 juni 2014 vormde ik dat eenhoofdige bestuur.

Daarmee had ik in Arnhem wat naam gemaakt. Bleek toen ik gevraagd werd om in 2014-2015 leiding te geven aan het Museum Arnhem (het museum van Pierre Janssen en Liesbeth Brandt Cortius). Om rust te brengen, de relatie met de Gemeente Arnhem te verbeteren en de periode naar het aantreden van een nieuwe directeur te overbruggen.

Door die intensieve periodes was ik uit beeld geraakt bij mijn andere klanten en bereidde ik mij voor op een verdere afbouw van zakelijke projecten. Tot in de tweede helft van 2015 de directeur van Blijdorp te zwaar werd belast door het vertrek van een aantal MT-leden. Ik bood toen aan om te gaan ‘slapen’ als toezichthouder en hem, in de rol van Manager Operaties, te helpen achterstanden weg te werken en de vacatures opnieuw in te vullen. Maar al snel groeide het inzicht bij alle betrokkenen dat het wijzer zou zijn, als de directeur zijn loopbaan elders zou voortzetten. En werd het logisch dat ik de rol van directeur-bestuurder op mij nam.

Uitgewerkt

Op 1 augustus 2017, net de zeventig gepasseerd, sloot ik dit project ook af. Op 31 december 2018 beëindigde ik mijn Adviespraktijk.

Na een afkick-periode kwam er meer tijd om andere dingen te doen. Reizen te maken als actieve toer- en vakantiefietser. Dankzij Corona, moesten wij in maart 2020 zo’n reis in Portugal – terwijl in Nederland wc-rollen gehamsterd werden – afbreken. Daardoor beperkten onze reizen zich tijdelijk tot Nederland. Dat kwam goed uit, want een van mijn doelen is om alle verbindingen tussen de fietsknooppunten in Nederland gefietst te hebben. En ondertussen mij fotoverzamelingen van windmolens, vuur- en watertorens te completeren. In augustus 2023 pakten wij het fietsen in het buitenland weer op.

Vanaf 2017 ontstond eindelijk ook tijd om die enorme papieren en digitale archieven, die ik heb overgehouden aan al mijn activiteiten op te ruimen, te organiseren en, waar zij historisch waardevol zijn, toegankelijk te maken of over te dragen aan echte archieven.

Nog steeds heb ik het idee om de geschiedenis, de ontwikkeling van de medezeggenschap in Nederland in kaart te brengen en te beschrijven. Niet in een boek, maar op een website. En om een eigen (tweede) website te maken, om verhalen, herinneringen, inzichten te delen. 

Nu ben ik heel goed in zaken steeds weer uit te stellen, dus heeft het tot 2023 geduurd voordat ik echt hulp zocht bij het ontwerpen van die (tweede) site. Ondertussen met een eigen pagina over medezeggenschap. En nam ik de tijd om de site langzaam te vullen met mijn verhalen. Want een verhalenverteller ben ik.