Afscheid Wim Schul

Op 15 december 2011 nam mijn oude vriend Wim Schul afscheid van zijn werkgever FNV-Formaat. Daar kwam een einde aan zijn functie van trainer voor ondernemingsraden. Op zijn afscheidssymposium mocht ik als intermezzo een verhaal vertellen. Natuurlijk kon ik het niet laten kritische dingen te zeggen over het medezeggenschapswereldje. Hieronder de tekst. 

Toespraak op 15 december 2011 in Woerden

Volgens het programma verzorg ik een intermezzo. Intermezzo roept mogelijk het idee op van een luchtige onderbreking, maar dat kunt u niet verwachten van een spreker die opgroeide in een sociaaldemocratisch, humanistisch, pacifistisch en geheelonthouders gezin. Te veel morele ballast om luchtig te kunnen zijn.

Gelukkig zegt het woordenboek dat een intermezzo iets is dat onderbreekt, gezegd wordt in afwijking of in afdwaling van het eigenlijke onderwerp.

Wim en ik zijn oude vrienden en dus leeftijdsgenoten. Volgens de levensfasetheorie willen wij nu onze ervaringen en inzichten overdragen op jongere generaties. Geen mooiere gelegenheid dan een afscheid om terug te kijken en boodschappen mee te geven voor de toekomst.

Voordat ik dat doe, moet ik u wijzen op het speldje dat ik niet eerder gedragen heb: mijn zilveren FNV-speld. Ik heb geleerd dat binnen groepen die zich definiëren in tegenstellingen tot andere partijen het intern gebruik van de meningsvrijheid niet altijd gewaardeerd wordt. Dus moet je zelf eerst excuseren en vooral benadrukken dat je van de club bent. De typische reactie is om niet te reageren met argumenten, maar om de intenties van de spreker verdacht te maken.

Wat ik in Wim waardeer, is dat hij wars is van zulke discussietechnieken. Ik ken weinig mensen die zoals Wim altijd en met iedereen probeerde standpunten te delen op basis van argumenten. Mij was het niet vreemd gebruik te maken van discussie- en onderhandeltrucs, Wim speelt het, zonder aanzien des persoons, altijd netjes en op de inhoud.

Wim ken ik sinds de late jaren zestig van de vorige eeuw waar wij elkaar tegenkwamen in de opstandige jeugdbewegingen. Zelf was ik nog op zoek en gedroeg me als een naïeve anarchist, Wim had gekozen en was actief binnen een Linkse politieke jeugdbeweging. Ik werd PPR en later GroenLinks, hij werd Internationalist, nadat hij voor zijn idealen persoonlijke offers had gebracht. Ondertussen is hij ingegroeid tot een gedegen sociaal-democraat en kom ik niet verder dan op zijn partij te stemmen.

Onze paden kruisten zich regelmatig en wij hielden contact. Dat intensiever werd toen we alle twee gingen werken als medezeggenschapsprofessional. Wim eerst zelfstandig en daarna bij FNV-formaat, ik bij een ander bureau en daarna als ZZP-er. Wij zullen allebei actief blijven, het verschil is dat ik mijn eigen afscheid moet organiseren.

Onder het eten wisselden wij onze ervaringen met ons werk en ondernemingsraden uit. Zijn verhalen uit de klein-metaal louterden mij omdat ik besefte dat mijn overheidsklanten in een redelijk luxe medezeggenschapssituatie opereerden.

Ons ongenoegen over het medezeggenschapswereldje groeide. We vonden elkaar helemaal omdat we de voorstellen van minister De Geus voor een nieuwe wet helemaal zo slecht niet vonden. We merkten wel dat we daarin behoorlijk alleen bleven.

Dat bracht ons tot artikelen waarin wij voorstellen ontwikkelden voor een Arbeidsverhoudingenwet, met een pleidooi voor een veel bredere regeling van participatiemogelijkheden. Wij stelden de vanzelfsprekendheid van de ondernemingsraad als vertegenwoordigend model, met alle problemen van dien in de relatie met de achterban, ter discussie. Die artikelen leverden weinig en meestal negatieve reacties op. Daarop zijn we gesprekken gaan zoeken met mensen die er in het medezeggenschapwereldje toe deden. Ook dat leverde niet veel meer op dan de dodelijke mededeling dat onze voorstellen ‘interessant’ waren.

Maar soms ook inhoudelijke argumenten die ons tot nadenken dwongen.

Zo kwamen wij op het idee een Queeste te beginnen op zoek naar de medezeggenschapsgraal. Vanuit verschillende invalshoeken en met gebruik van verschillende methodes maakten we dankbaar gebruik van de ruimte die Marion Winnink ons in OR-informatie bood.

Van mensen die ons kenden, hebben we positieve reacties gekregen. Maar de meeste reacties, u herkent het patroon, waren op de vorm.

Ik zit heel erg op de lijn medezeggenschap te zien als integraal deel van het systeem van goed bestuur. Wim opende mijn ogen dat het belangrijk was na te denken over het goed organiseren van de innovatie door werknemers en ondernemingen. Van hem kwam ook het idee een stap dieper te doen en principes voor medezeggenschap te formuleren. Als middel om los te komen van de juridiserende aanpak die dominant is in medezeggenschapsdiscussies. Dat zijn er vier:

  1. Werknemers moeten een participatierecht hebben.
  2. De redelijke afweging van belangen tot wettelijke norm maken voor ondernemersbeslissingen.
  3. Participatie moet worden ingebed in de systemen van behoorlijk bestuur.
  4. Innovatie van binnenuit moet vorm krijgen via de interne arbeidsverhoudingen en de participatie van werknemers.

Van de toenmalige minister Donner mochten wij geen antwoord ontvangen op onze brief.

Ik wil niet overkomen als een klagende onbegrepen oude man. Maar probeer de vinger te leggen op mechanismes waardoor discussie over de toekomst van medezeggenschap zo moeilijk inhoudelijk wordt.

Het wordt echt tijd om open na te gaan denken over hoe we werknemersparticipatie gaan heruitvinden, aangepast aan veranderende arbeidsverhoudingen in een internationale economie. Blijven wij vasthouden aan oude vormen en gedachten, dan sterven die uit. Zonder echte innovatie wordt de ondernemingsraad op zijn best een Nederlands ritueel dat, naast Sinterklaas en Vendelzwaaien, een plaats verdient op de Unesco-lijst van immaterieel erfgoed.

Twee samenhangende ideologische bevangenheden in het medezeggenschapswereldje weerhouden een open discussie: het denken in een twee partijenmodel en het in de dubbele WOR-doelstelling – vertegenwoordigen en bijdragen aan het goed functioneren van de onderneming – eenzijdig benadrukken van de eerste. Misschien helpt het al om te gaan denken in drie dimensies van medezeggenschap: de aard of rechten, de vorm of legitimiteit en de inhoud of de relevantie voor belanghebbenden.

Een voorbeeld ter illustratie op de LinkedIn-pagina van de BVMP.

Een lid was op zoek naar een invulling van het begrip ‘belangrijk’ in art. 25 WOR.

Daar kwamen natuurlijk juridische reacties op hoe het begrip belangrijk te interpreteren, dat het begrip niet alleen afhangt van het aantal betrokken medewerkers, dat afkaderen als gevaar had dat er later belangrijke zaken niet onder zouden vallen. Er werd gewaarschuwd voor ondernemers die dan voor zouden zorgen dat reorganisaties net onder dat aantal medewerkers zouden blijven en dat je beducht moest zijn voor sluipende reorganisaties.

Een lange mentale boodschap dat ondernemers niet vertrouwd mogen worden. Ook van jongere collega’s. De vraagsteller kreeg geen antwoord, tenzij hij deze bevestiging zocht.

Ik kwam maar weinig zulke ondernemers tegen, wel veel onhandige bestuurders die het echte gesprek over het functioneren van de werknemersparticipatie met hun ondernemingsraad niet aandurfden. Gelukkig werken ‘mijn’ ondernemingsraden op basis van vertrouwen, in hun bestuurder en in hun eigen oordeel en mogelijkheden.

Vaak heb ik tegen bestuurders gezegd dat zij de ondernemingsraad krijgen die ze verdienen, en het omgekeerde tegen de ondernemingsraden.

Ik ken ook de verhalen van collega’s over hoe ‘hun’ ondernemingsraden worstelen met onwillige bestuurders. Daarom wil ik nu ook zeggen: trainers krijgen de ondernemingsraden die zij verdienen door een zichzelf versterkend wederzijds selectieproces. Maar als wij vanuit eigen vooringenomenheden blijven optreden, is het omgekeerde daarvan dus niet waar en verdienen ondernemingsraden andere trainers.

 

Het wordt hoog tijd dat wij ons, als beroepsgroep gaan bezinnen op onze bijdrage aan goede arbeidsverhoudingen. Dat we gaan kiezen of we professioneel willen werken of professional willen zijn.

Wim is dan een voorbeeld hoe je vanzelfsprekendheden los moet durven laten om naar nieuwe inzichten te zoeken.

Wim, ik ben met plezier op je uitnodiging ingegaan. Aan jou en je gasten om te bepalen of dit intermezzo een afwijking of een afdwaling was.

Andere berichten

Meezeggenschap

Last, Jef (1929). Meezeggenschap. In Roland Holst, Henr. (Red.). Tijdsignalen:
bloemlezing uit moderne revolutionaire poëzie van Jan W. Jacobs, Jef Last, Freek van Leeuwen, Garmt Stuiveling. Amsterdam: “Ontwikkeling”, 65 – 66.